Gedragsinzichten zijn relevant voor alle vormen van overheidsingrijpen, van regulering, normering, subsidiering en belastingheffing tot communicatie en voorlichting. Beleid maken met behulp van gedragswetenschappelijke kennis vormt in die zin geen substituut voor bestaande beleidsinterventies, maar is een aanvulling hierop die effectiviteit verhoogt door breder naar de prikkels te kijken die van invloed zijn op het gedrag.
Daarnaast biedt gedragskennis mogelijkheden voor een minder dwingende wijze van sturen, ook wel nudging genoemd. Nudging is een populairwetenschappelijke term, die veel in de media wordt gebruikt, maar verschillend gedefinieerd wordt. In lijn met Thaler en Sunstein kan onder een nudge worden verstaan: een interventie – gebaseerd op gedragswetenschappelijke kennis – die het gedrag van mensen op een voorspelbare wijze probeert te veranderen, zonder opties te verbieden of te sturen met economische prikkels. Er is alleen sprake van een nudge als deze gemakkelijk en goedkoop te ontwijken is. Nudging kan daarmee zelfs tot minder overheidsbemoeienis leiden, indien het in de plaats komt van meer ingrijpende vormen van overheidsoptreden.
Gedragsinzichten niet gelijk aan nudges
Nudging is slechts een deelaspect van hetgeen de gedragswetenschappen te bieden hebben. De grote meerwaarde ontstaat als in beleid structureel aandacht komt voor het gedragswetenschappelijke perspectief. In het beleidsproces dient ruimte te zijn voor brede analyses waarin met de verschillende elementen van gedrag rekening wordt gehouden en waarin aandacht is voor het belang van empirische toetsing vooraf om te achterhalen of een beleidsinterventie werkt.